Wanneer 2 of meer gewassen op één perceel geteeld worden is het erg handig om vooraf de optimale splitslijn of -strook tussen de gewassen te plannen. Hier wordt nader ingegaan op een praktijksituatie waarbij op een perceel van 17.9308 ha eerst wintertarwe (WT) en daarna uien (ZU) gezaaid moeten worden.
Zaaiuien leidend
De akkerbouwer in kwestie heeft een bewaarcapaciteit voor omgerekend ongeveer 16 ha uien. De uien worden gezaaid met een 3 x 2,25 m zaaimachine, de wintertarwe wordt op 3 m gezaaid en de spuitbreedte is 45 m. De veldspuit beschikt over een 3 m sectie-schakeling.
In afb. 1 is de inrichting van het perceel weergegeven voor de teelt van WT. Het perceel heeft bijna evenwijdige lange zijden, met akkerranden. De akkerbouwer heeft de geer in één van de ANLb-akkerranden gelegd.
Het nettoperceel is een veelvoud van 3 m werkgangen breed en de spuitsporen liggen op een vaste plek ("vaste spuitsporen"). Een efficiënt te bewerken perceel dus.
Bij voorkeur wordt een splitslijn in de aansluiting tussen 2 spuitgangen gesitueerd. Indien nodig kan een teelt- en/of spuitvrije zone gemaakt worden door de aanleg van een splitsstrook i.p.v. een splitslijn. Een splitsstrook kan gerealiseerd worden door het verschuiven van een werkgang bij de aansluiting van twee gewaspercelen, of door doppen en/of pijpen te sluiten.
Om de ZU-bedden volledig 'onder' de spuit te krijgen worden de eerste 4/8 rijen van het 1e bed langs de akkerrand aan de oostzijde 'blind' gezaaid (zie afb. 3). De zaaimachine reikt daarbij 1,125 m over de akkerrand. Het 1e spuitspoor ligt op het 11e bed (1 halve en 10 hele bedden), gerekend vanaf de oostzijde.
De akkerbouwer gaf aan, dat hij het spuitspoor langs de zuidzijde van het perceel in het WT-gewasperceel wilde hebben, met naast het spuitspoor nog 1 werkgang WT voor het draaien vanaf de kopakker in de rompakker vv. Ook het spuitspoor langs de westzijde wilde hij, als de gewenste ZU-oppervlakte dat toe liet, in het WT-gewasperceel hebben.
Enig digitaal passen en meten resulteerde in een oppervlakte ZU van 15.2118 ha in de situatie waarbij het ZU-gewasperceel reikt tot WT-spuitspoor nr 81 (afb. 1 en 3). Dit komt overeen met 106 hele bedden en 1 half bed ZU en 8 werkgangen WT.
Als gevolg van de verschillende werkbreedtes bij WT en ZU ontstaat een onbeteelde splitsstrook van 0,375 m tussen het ZU- en WT-gewasperceel (afb. 3). Deze splitsstrook ligt wel onder de veldspuit. De blauwe pijlen in afb. 3 laten zien dat de uien vanuit het spuitspoor in het WT-perceel met 5 secties gespoten kunnen worden, zonder overlap met het WT-gewasperceel.
Voor de praktijkman is het onmiddellijk duidelijk welke voordelen het planmatig werken biedt. Helaas kan hij echter nog niet beschikken over GIS-tools om dergelijke ruimtelijke plannen op een makkelijke manier te maken of te laten maken. Het gebrek aan standaardisatie bij navigatie-apparatuur is daar één van de oorzaken van. In het onderhavige geval is gebruik gemaakt van GAOS en QGIS (afb. 1 en 2) en Excel (afb. 3).
Afb. 2 De optimale inrichting voor WT en ZU.
Afb. 3 Schematische weergave van dwarsdoorsnede door perceel.