In het voorspoedig verlopen pootseizoen 2015 heeft HWodKa metingen verricht aan de nauwkeurigheid van pootafstanden. Aanleiding was het feit, dat steeds meer akkerbouwers variabel poten, d.w.z. hun pootafstand afstemmen op de zwaarte van de grond. Als je voordelen denkt te behalen uit variabel poten dan is nauwkeurig poten de eerste voorwaarde. De pootmachine moet wel doen wat je hem opdraagt.
Hiernaast staan drie grafieken behorende bij respectievelijk een hydraulisch aangedreven snarenbedpootmachine, een ketting aangedreven bekerpootmachine en een hydraulisch aangedreven bekerpootmachine. De zwarte lijn geeft de ingestelde pootafstand aan, de rode lijn de gerealiseerde gemiddelde pootafstand. De metingen zijn telkens op drie locaties gedaan, daarbij werden alle vier rijen blootgelegd.
Het is een onderzoek van beperkte omvang, maar er kunnen wel wat conclusies getrokken worden. Te meer omdat deze conclusies onderbouwd worden door metingen die HWodKa eerder uitvoerde.
De afwijking van de gemiddelde pootafstand t.o.v. de ingestelde pootafstand ligt bij de verschillende pootmachines in dezelfde orde van grootte. Opvallend was dat bij de ene bekerpootmachine alle gerealiseerde pootafstanden boven de ingestelde pootafstand lagen (middelste grafiek) terwijl bij de andere bekerpootmachine dat precies andersom was. Hier was het wellicht nuttig geweest om de instelling van de pootafstand te corrigeren op basis van gerealiseerde waarden. Dit vergt echter wel wat graafwerk.
Het 'tastwiel' van de pootmachine heeft altijd last van (negatieve) slip. Die slip is variabel en wordt o.a. bepaald door de vulling van de pootmachine en de draagkracht van de grond. Een snelheidsregeling gebaseerd op radar of rtk-gps zou nauwkeuriger moeten kunnen zijn. De ervaringen in de praktijk zijn wat dit betreft echter niet éénsluidend.
Even belangrijk als de afwijking van de gemiddelde gerealiseerde pootafstand t.o.v. de ingestelde pootafstand is de spreiding van de pootafstanden in de rij. Bij de snarenbedpootmachine in deze meting is die spreiding groter dan bij de bekerpootmachines. Het is aannemelijk dat de uniformiteit van de sortering van het geoogste product afneemt bij toename van de spreiding van de pootafstanden. Het aantal stengels en het tal is relatief ongevoelig voor afstand tussen poters. De ontwikkeling van de dochterknollen is daarentegen wel gevoelig voor de pootafstand. Hoe meer levensruimte hoe beter de dochterknollen zich zullen ontwikkelen. Om winst te boeken uit variabel poten moet zowel de gemiddelde pootafstand als de onderlinge pootafstand kloppen.
Opvallend was dit jaar ook weer hoe vaak en hoeveel pootgoed men teveel of tekort heeft. Dat zou in de eredivisie van de akkerbouw niet meer voor mogen komen.
Leo Klompe en Peter Lerink