Bij het onderzoek naar de perspektieven van precisie-akkerbouw staat de bodem nog steeds in de schaduw van het gewas. Gelukkig komt daar geleidelijk aan verandering in. Zo is in de Hoeksche Waard dit voorjaar gestart met een onderzoek naar de ruimtelijke variatie van bodemeigenschappen binnen een perceel. Daarnaast wordt gekeken naar de relatie tussen die variatie en de variatie van de opbrengst. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een team onder leiding van Prof. Oene Oenema (Duurzaam Bodemgebruik WUR/Alterra).
Bij PPO-Westmaas werd 2 seizoenen geleden al 15 t WT geoogst. Dat prikkelde HWodKa-deelnemers met de vraag waarom in de praktijk nog met 10 á 12 ton genoegen genomen wordt. In een proef i.s.m. CZAV wordt gekeken in hoeverre de plantdichtheid er toe doet. Het idee bestaat dat vooral op de zwaardere delen van een perceel de opkomst overschat wordt. De natuur compenseert veel, maar het is de vraag of dit de goede weg is naar 700 à 800 aren/m2 met 2gf korrels/aar.
Foto links: Prof. Oenema en promovenda Yang PeiPei in een perceel WT van Gert Oudijk.
In het onderzoek van Prof. Oenema wordt een 2-tal percelen in de HW intensief bemonsterd. De bemonstering vindt at random plaats, met n=100. Oenema doet alsof er nog niets bekend is van de proefpercelen. Achteraf zal bekeken worden of de voorkennis, die ruim aanwezig is, de gemeten ruimtelijke variatie kan verklaren. Als dat zo is, dan kan die kennis gebruikt worden voor gestratificeerde bodembemonstering. D.w.z. niet een gemiddelde van een perceel, maar een gemiddelde per zone met uniforme kenmerken. In het onderzoek worden de bodemmonsters zelfs individueel geanalyseerd! Uiteraard zullen de percelen met een rtk-gestuurde combine gedorsen worden.
Prof. Oenema doet samen met zijn promovenda Yang PeiPei een groot aantal fysische, chemische en biologische metingen aan de monsters: bulkdichtheid, vochthoudend vermogen, poriengrootteverdeling, N2O-productie, textuur, OS-gehalte, Ca-bezetting, CaCO3-gehalte, extraheerbare micronutrienten, etc. Daarnaast worden nog profielopnames gemaakt, met o.a. een penetrologger. Het idee hierachter is om te bepalen wat het potentieel opbrengende vermogen van de bodem is en te analyseren welke factoren maken dat die potentie niet benut wordt. Aan de gewasverzorging zal het in de onderhavige gevallen niet liggen.
De monsterlocaties worden m.b.v. een TRIMBLE GEO7X ingemeten met een nauwkeurigheid van 10 cm. De nauwkeurige georeferentie van de bodemmonsters helpt om achteraf een verklaring te vinden voor variatie tussen monsters: zijn het de wielsporen, gedempte greppels, drainagesleuven, of toch de opgebrachte zeefgrond?
Foto rechts: ad random geselecteerde monsterlocaties, met GAOS-rijkaart als ondergrond.
Voor HWodKa staat de bepaling van het potentiële opbrengende vermogen van de bodem hoog op de verlanglijst. Wanneer je weet waartoe een bodem instaat is, dan kun je gericht maatregelen treffen om de bodem in een goede conditie te brengen om het potentieel te benutten. Het onderzoek zal leren dat delen van percelen met een uitstekende vochthuishouding/beworteling van alles te kort hebben om 15t WT te produceren. Anderzijds zal blijken, dat een zwakke vochthuishouding/beworteling de belangrtijkste reden is waarom het potentiële producerende vermogen bij lange na niet gehaald wordt. Het zou mooi zijn wanneer het onderzoek van Prof. Oenema dat met feiten onderbouwt. HWodKa gaat er van uit dat alle ooit zo vruchtbare schor- en gorsgronden in de Hoeksche Waard in potentie 15t WT moeten kunnen voortbrengen.
Auteur: Peter Lerink