Het ontlasten van de bodem is één van de pijlers van het project HW2O. Het doel is om de bodemvochthuishouding te verbeteren. Dit komt niet alleen de gewasontwikkeling ten goede, maar heeft ook een positief effect op de benutting van nutriënten cq afname van emissie, de afbraak van schadelijke stoffen en de buffercapaciteit in relatie tot de ontwatering van het buitengebied en het bebouwde gebied. Tegenwoordig spreekt men dan van bodemecosysteemdiensten. Het project HW2O wordt ondersteund door het Programma Plattelandsontwikkeling (POP3).
 
De belangrijkste maatregel voor het ontlasten van de ondergrond is het vermijden van hoge wiellasten. Voor najaarswerkzaamheden gebruikt HWodKa het max 1 bar-criterium. Door een grens te stellen aan de bandspanning begrens je impliciet ook de maximaal toelaatbare wiellast. Deze grens ligt rond de 7 ton bij de grootste banden die we kennen in de landbouw, bij een rijsnelheid < 10 km/h. 
 
Toepassing van het  max 1 bar-criterium betekent dat bunkerrooiers voor suikerbieten en gangbare trekker-kiepercombinaties over de grens gaan*). Hier is sprake van bandspanningen van 1,5 tot 2,5 bar. Naar het oordeel van HWodKa heeft dit, samen met belastingen die gangbaar zijn bij de oogst van andere hakvruchten ( >50% van vruchtwisseling), door de jaren heen geleid tot een te hoge dichtheid van de ondergrond, met negatieve gevolgen voor de doordringbaarheid voor water, wortels en bodemorganismen.
 
Hoewel de berijdingsintensiteit (% bereden opp) veel lager is dan bij de oogst, leidt ploegen op de gangbare manier ook tot een overbelasting van de ondergrond. Tijdens het ploegen worden de gevolgen van verdichting onder de open ploegvoor nog versterkt door versmering t.g.v. slip. Bij bovenoverploegen (BOP) wordt dit probleem ondervangen, met als bekende kanttekening dat BOP minder bedrijfszeker is.
 
De toepassing van het max 1 bar-criterium is bijna mogelijk met beschikbare mechanisatie. De foto hieronder toont 3 combinaties. Bij de trekker-kiepercombinatie staat de trekker nog op 1,5bar en de banden van de kieper op 1 bar (drukwisselsysteem-DWS). De trekker met de 6sch. bovenoverploeg staat op 0,9 bar rondom. De trekker en de rooier staan op 1,2 bar.
 
171124 Gerben Melissant 1 1
Foto: Gerben Melissant
 
Het openen van het perceel met een rooier met een minimale bunkercapaciteit kost meer (wacht-) tijd en leidt tot extra rooiverliezen. Dat geldt ook voor het manoeuvreren in de perceelhoeken. Ook vergt het rooien zonder noemenswaardige bunkercapaciteit in de regel een extra kieper. Hier staat tegenover dat bij het rooien, transport en ploegen op brandstof bespaard wordt. De (bij grote percelen geringe) afname van de capaciteit leidt niet tot noemenswaardig hogere rooikosten omdat de afschrijving/onderhoud van de getrokken rooicombinatie iets lager ligt. Met de soms pittige omstandigheden in het afgelopen najaar bleek de getrokken combinatie goed uit de voeten te kunnen. De transportkosten zijn wel hoger door de toepassing van DWS, maar daar staan besparingen door afname van bandenslijtage en een lager brandstofgebruik tegenover. 
 
Per saldo zijn de akkerbouwer (Leen Ampt) en de loonwerker (Cees-Jan Blaak) het er over eens dat de totale kosten per ha, incl. transport naar de hoop en de hoofdgrondbewerking, in dezelfde grootte-orde liggen als voorheen. De extra kosten hebben vooral betrekking op mankracht en afschrijvingen, de besparingen vooral op brandstof. Het overschakelen van bunker- naar getrokken rooien vergt wel wat praktische aanpassingen. Zo is het o.a. handig om te kiezen voor een bredere wendakker. Het consequent kiezen voor de spuitsporen voor veldverkeer 'los van de rooier' vergt ook nog wat extra aandacht.
 
De voordelen van het ontlasten van de bodem richten zich op de bouwvoor en de ondergrond. Het is lastig om die voordelen in geld uit te drukken. De effecten op de ondergrond zijn onzichtbaar en pas op de iets langere termijn meetbaar omdat wortels, wormen en krimpscheuren de tijd nodig hebben om de bodemkwaliteit te herstellen.
 
Het positieve effect op de bouwvoor is sneller merkbaar en meetbaar.  Doordat de bovengrond minder vastgereden werd bleef geen of minder water op het land staan. Ook de hoofdgrondbewerking in de vorm van ploegen kostte minder energie en tijd (zie ploegkaart). Dit duidt op minder bodemverdichting. In hoeverre dat in het volgende seizoen leidt tot betere werk- en groeiomstandigheden moet nog blijken. Voor éénjarige experimenten en ervaringen geldt: één ei is geen ei. De voortekenen zijn echter gunstig en kunnen nog versterkt worden door maatregelen uit de andere pijlers in HW2O.
 
De ploegkaart hieronder toont de ruimtelijke spreiding van de gps-ploegsnelheid (groen = relatief hoog; rood = relatief laag). Het deel van het perceel links van de gele lijn is gerooid met een getrokken rooier, het deel rechts met een bunkerrooier. Er is parallel aan de oostzijde gerooid en parallel aan de westzijde geploegd. Op het deel wat met de bunkerrooier is gerooid was het slipperentage iets hoger en de ploegsnelheid navenant lager.
171126 Schil7 ploegkaart
 
Het verloop van de ploegsnelheid in de N-Z richting houdt verband met het verloop van de grondslag (zie ook uitsnede van de BOFEK-bodemkaart).
171126 SH7 BOFEK 2
 
*) ...tenzij de bunkerrooier op de rompakker als wagenrooier wordt gebruikt en voorzien is van DWS.

De Stichting de Hoeksche Waard op de Kaart, opgericht in 2005, is een initiatief van innovatieve Hoekschewaardse akkerbouwers. De stichting stelt zich ten doel om d.m.v. innovatie de vitaliteit van de grondgebonden landbouw te verbeteren en tegelijk voorwaarden te scheppen voor behoud cq ontplooiing van natuur en landschappelijke waarden.

 

De uitvoering van HWodKa-projecten wordt mede mogelijk gemaakt door:


Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling
ELFPO:

Europa investeert in zijn
platteland