De hoge-resolutie (pixelgrootte 0,8 m) TripleSat satellietbeelden van 5 en 6 mei van de Hoeksche Waard (www.satellietdataportaal.nl) laten mooi zien hoe percelen opdrogen na de 40-60 mm regen in het weekeind van 29/30 april. 
 
Een vlak en homogeen perceel droogt gelijkmatig op na een natte periode. Op een goed ontwaterd perceel bereikt de vochttoestand na een paar dagen 'veldcapaciteit' (VC), d.w.z. een evenwichtssituatie waarbij het bodemvocht in kleine poriën wordt vastgehouden tegen de werking van de zwaartekracht. 
 
180522 veldcapaciteitWanneer er geen gewas groeit zal het vochtgehalte in de bouwvoor na het bereiken van VC heel langzaam verder dalen als gevolg van verdamping aan het oppervlak. In opdrachtige profielen kan deze verdamping gecompenseerd worden door capillaire aanvoer van bodemvocht. Er moet dan wel een goede aansluiting zijn tussen de ondergrond en de bouwvoor (vroeg vs laat ploegen, NKG).
 
Niet-homogene opdroging
Na een natte herfst en winter neemt de kans toe dat een perceel niet uniform opdroogt terwijl dat in andere jaren wel het geval is. Sommige percelen zijn daar van nature gevoelig voor. Dit geldt bijvoorbeeld voor percelen met textuur-bepaalde slempgevoelige zones. Daarnaast speelt de vlaklegging van een perceel een grote rol. De lagere plekken blijven vaak langer nat en langer naarmate de regenvracht groter is en de doorlatendheid van het perceel meer te wensen overlaat. Hevige neerslag leidt dan tot horizontale stroming van water naar laag gelegen delen en leidt uiteindelijk tot plasvorming zoals we afgelopen winter en voorjaar op uitgebreide schaal zagen. Horizontale stroming is een onderschat fenomeen!
 
Een zone die laag gelegen én slempgevoelig is, is extreem gevoelig voor vernatting. In de praktijk zijn de laaggelegen zones echter vaak wat zwaarder qua grondslag.
Achterblijvend bodemherstel in natte zones
Wanneer lager gelegen zones lang nat blijven heeft dat een negatief effect op allerlei bodemherstellende processen. Dit betreffen zowel fysische (krimp/zwel) als biologische (bodemleven) processen. Eén gevolg is dat de slempgevoeligheid in de lage zone toe- in plaats van afneemt in de tijd. Een hardnekkig probleem is geboren: laag gelegen zones krijgen meer water te verstouwen en zijn daartoe steeds slechter berekend. Dergelijke zones worden gekenmerkt door een relatief hoof vochtgehalte bij VC. Problemen worden nog versterkt door rijschade (poten, oogst) die in deze zones veel groter is dan op drogere plekken.
 
Niet-homogene opdroging in de praktijk
Niet-homogene opdroging na hevige neerslag wordt toegelicht aan de hand van een willekeurig, vrij vlak perceel in de Hoeksche Waard.
De afbeelding hieronder toont een hoogtekaart (AHN2-2008) van het rood-omrande perceel, met rood gemarkeerde relatief lage zones.
180522 AS AHN2
 
 
De afbeelding hieronder laat zien hoe het perceel opdroogt, één week na hevige regenval. De lage zones blijven langer nat. In het onderhavige voorbeeld heeft dat overigens niet geleid tot plasvorming, zoals op veel andere percelen dit voorjaar wel het geval was. Desalniettemin zal de ongelijkmatige opdroging samenhangen met structuurverschillen binnen het perceel en het beinvloedt ook de tijdigheid. De weerslag op de gewasontwikkeling hangt af van het weer in het groeiseizoen. Een toename van de afhankelijkheid van de elementen is echter iets dat we absoluut niet willen, integendeel.
 
De momentopname van een satelliet, die een beeld geeft van de gelijkmatigheid waarop een perceel opdroogt na hevige regenval, ziet er heel anders uit dan een momentopname tijdens een natte of droge periode. Laatstgenoemde momentopnames geven een  mooi beeld van ruimtelijke verschillen in afslibbaarheid cq grondslag van een perceel (zie ook:  http://hwodka.nl/index.php/7-satellietbeelden-en-slemp ), zoals ook bepaald kan worden door een plot van de ploegsnelheid. Dure bodemscans zijn vaak overbodig en geven bovendien een éénzijdig beeld van een perceel.
 
 
180522 AS TriSat
 
De afbeelding hieronder toont het niveau van het maaiveld in de doorsnede die door de bruine lijn in het satellietbeeld wordt gemarkeerd. De mv-lijn laat zien dat het hoogteverschil op een traject van 100 m niet groot is. Dergelijke hoogteverschillen zijn meer regel dan uitzondering in de Hoeksche Waard.
 
180522 AS mv
 
Toekomstperspectief
Door toenemende ondergrondverdichting in combinatie met toename van de kans op extreme neerslag is er steeds meer kans op het ontstaan van 'verzopen' plekken. Percelen die gekenmerkt worden door een groot hoogteverschil, een storende laag en een hoge slempgevoeligheid zijn het eerst aan de beurt. Hoe kun je de schade beperken?
Wij zien twee soorten maatregelen:
1. maatregelen gericht op het voorkomen van horizontale stroming;
2. maatregelen gericht op verbetering van de structuurstabiliteit cq vermindering van de slempgevoeligheid.
 
Verbetering van de vlaklegging en de ontwatering (draineren op 3 - 6 m) vormen de belangrijkste maatregelen om horizontale stroming te vermijden.  Verbetering van de ontwatering stimuleert ook bodemherstellende processen en de structuurstabiliteit. Dat mes snijdt aan twee kanten en is daarom zo belangrijk. 
De slempgevoeligheid is voor een deel textuur-bepaald maar biedt vaak ruimte voor verbetering door optimalisatie van de Ca bezetting van het CEC en via stimulering van het bodemleven via de toediening van  organische stof die verder reikt dan het nastreven van de evenwichtstoestand.
 
In het project HW2O probeert HWodKa de genoemde maatregelen, samen met verlaging van de bodembelasting, uit te voeren in de vorm van proeftuinen en in het kader van POP3.