IMG 0554 1HWodKa heeft afgelopen voorjaar op verschillende percelen indringweerstanden gemeten vlak na het poten. Het is bekend dat rijsporen tot opbrengstdervingen kunnen leiden. Verschillen in de orde van 15% tussen de middelste en buitenste ruggen komen voor in extreme situaties. Onze vraag was: kun je het effect van rijsporen op de bodemstructuur meten met de penetrologger en zo ja, bij welke combinaties is het verschil tussen bereden en onbereden het grootst. De foto hiernaast laat zien hoe en waarmee de metingen uitgevoerd werden. Er werd 17x per werkbreedte geprikt, op een onderlinge afstand van 18,5 cm in 5 herhalingen. 
 
Verschillende locaties De metingen werden uitgevoerd bij PPO-Westmaas en Bas Schiebergen. De werkgangen met de verschillende pootcombinaties lagen dicht naast elkaar.
 
Verschillende pootcombinaties Op beide locaties is met 4 pootcombinaties gepoot. Bij PPO-Westmaas stonden 3 van de 4 combinaties op cultuurbanden, schematisch weergegeven door de linker afbeelding. Eén combinatie werkte met een lagedrukbanden (710mm breed) en een gedragen all-in-one combinatie (rechter afbeelding).
GANGBAARLA
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Dubbelcultuur oprijenafstand                                                Gedragen pootcombinatie (710mm breed, spoorbreedte 2,10m)
(Bereden opp. ca 30%)                                                        (Bereden opp. ca 50%. Bij getrokken pootmachines > 50%)
 
Bij Schiebergen werd gepoot met 4 all-in-one combinaties, waarvan één op cultuurbanden, 2 op brede lagedrukbanden en 1 op mono-tracks.

 

Resultaten De afbeelding hieronder toont een voorbeeld van de indringweerstand in het bodemprofiel tot een diepte van ca. 0,6 m -mv. Op basis van deze grafische visualisatie van de metingen konden geen 'harde' conclusies getrokken worden. De data is ook onderworpen aan een statistische analyse door PPO-Westmaas.
 
Penetrologger visualisatie LK
 
Voorbeeld van een visualisatie van de indringweerstanden tot een diepte van ca. 60 vm-mv (Leo Klompe). Hoe breder een rode streep, hoe hoger de indringweerstand. Opvallend was de hoge indringweerstand onder de bouwvoor.
 
Statistische analyse    Bij de statistische analyse werden de indringweerstanden onder de buitenste ruggen vergeleken met die onder de middelste ruggen in een 15 cm dikke laag gemeten vanaf de basis van de rug.  We namen aan dat eventuele verdichtingen hoofdzakelijk in deze laag plaatsvinden. Deze aanpak stoelt op de veronderstelling dat er geen opbrengstverschillen te verwachten zijn wanneer de indringweerstanden onder de buitenste en middelste niet significant verschillen.
 
Draagkracht Uit vergelijking van de indringweerstanden van onbereden grond, gemeten onder de middelste ruggen, mag geconcludeerd worden dat de draagkracht op beide percelen vergelijkbaar was.
 
PPO-Westmaas De analyse van de metingen op PPO-Westmaas liet geen statistisch significante verschillen zien tussen de indringweerstand in de buitenste en middelste ruggen.
 
Schiebergen De metingen bij Bas Schiebergen lieten wel significante verschillen zien bij 2 van de 4 combinaties. De combinatie op cultuurbanden (combinatie 4) en de combinatie met de gedragen pootmachine (combinatie 3) gaven geen resp. bijna geen significante verschillen. Soortgelijke combinaties hadden ook bij PPO-Westmaas gewerkt. Combinaties 1 en 2 (710 mm banden en 700 mm mono tracks op ca. 2,10m spoorbreedte) gaven wel significant hogere indringweerstanden te zien onder de buitenste ruggen.
 
 
Combinatie 1 Combinatie 2
Combinatie 3 Combinatie 4
Indringweerstanden in de lagen 25-30, 30-35 en 35-40cm t.o.v. de top van de ruggen. De geel gearceerde cellen duiden op een siginificant hogere indringsweerstand in de buitenste ruggen t.o.v. de middelste ruggen (Lotte van Dueren den Hollander, WUR/PPO-Westmaas).
 
Gevoeligheid De penetrologger meet vaak hogere indringweerstanden midden in de middelste ruggen dan in de buitenste ruggen. Dit kan verklaard worden doordat midden voor de aanaardkap meer grond gekilverd wordt. Dat de penetrologger deze verschillen meet duidt op een hoge gevoeligheid voor verschillen in dichtheid.
 
Conclusies De conclusies zijn gebaseerd op de aanname dat een hogere indringweerstand duidt op een hogere dichtheid, een hogere dichtheid een lagere bewortelingsintensiteit geeft en een lagere bewortelingsintensiteit een lagere opbrengstpotentie veroorzaakt. 
 
indringweerstand ↔ dichtheid ↔ doorwortelbaarheid ↔ opbrengstpotentie
 
Of de hogere indringweerstand daadwerkelijk tot een lagere opbrengst leidt is van veel andere zaken afhankelijk, m.n. de bodemvochthuishouding tijdens het groeiseizoen.
 
Voorzichtig concluderen we dat de penetrologger en de gehanteerde meetmethode bruikbaar zijn om kwalitatieve verschillen tussen pootcombinaties te meten. We zijn benieuwd of resultaten uit opbrengstmetingen stroken met die van de penetrologger.
 
We realiseren ons dat het een momentopname betreft. De winter en het voorjaar werden gekenmerkt als relatief droog. Hierdoor is het vochtgehalte bij veldcapaciteit relatief laag en de grond relatief weinig gevoelig voor verdichting. Bij poten onder meer vochtige omstandigheden zullen de effecten van berijding veel groter zijn. De opbrengstverschillen tussen de buitenste en middelste ruggen zullen dan kunnen oplopen tot de bovengenoemde 15%. Het beste pootsysteem is die waarmee je het werken onder sub-optimale omstandigheden zoveel mogelijk kunt vermijden. Bij schaalvergroting is dat een uitdaging.
 
©hwodka 2017