WodKa heeft van 28 percelen in de Hoeksche Waard de WT-opbrengstkaarten oogst 2015 verzameld en geanalyseerd. We waren m.n. geïnteresseerd in de verschillen binnen percelen. Op onderstaande kaarten is aangegeven welke delen van het oppervlak beter (donker) en minder presteren dan het perceelgemiddelde.

 

Voorbeeld homogeen

Voorbeeld bont

 

Voorbeeld bont 2

Voorbeeld bont 3 Voorbeeld bont 4 Voorbeeld bont 5
1 homogeen 2 en 3 4 5 6

 


Op een homogeen perceel, zoals perceel 1, zijn de donkere (+) en lichte (-) plekken uniform verdeeld over het hele oppervlak. De +/- verdeling geeft op heterogene, bonte percelen meer of minder scherp afgebakende zones. Praktisch alle opbrengstkaarten tonen dit patroon (2 t/m 6). Op zich is dat niet verbazingwekkend, want de Hoeksche Waard wordt gekenmerkt door bonte percelen.


Hoe groot zijn de verschillen tussen + en - zones?
Op percelen waar een relatief hoge opbrengst gerealiseerd wordt zijn de verschillen tussen de + en - zones in de orde van hooguit 1 t/ha. Met de hier gekozen +/- verdeling lijkt het erger dan het is. Op percelen met een relatief lage opbrengst zijn de zones meer afgetekend en de verschillen groter, tot wel 3 t/ha. Daarnaast zijn er nog extreme zones, bijvoorbeeld door wildschade (perceel 5) of langdurige inundatie.


Wat zijn de oorzaken van verschillen tussen zones?
SlempEr zijn altijd meer oorzaken. Verslemping lijkt een belangrijke oorzaak te zijn van verschillen tussen zones. Dit wordt geconcludeerd op basis van satellietopnames van onbegroeide percelen in de winter. In zones met slemp is de bodemvocht/ luchthuishouding gedurende de vaak natte wintermaanden verstoord. In jaren gekenmerkt door een droge voorzomer (zoals in 2015) speelt het vochtleverend vermogen een rol van betekenis (zavel > klei). Elders op deze website wordt nader ingegaan op de grootte van variatie binnen percelen in afhankelijkheid van de groeiomstandigheden (gunstig of niet).


Door ontmenging kleuren grovere zanddeeltjes lichter op.

 

Verschillen tussen + en - percelen
De maximale opbrengstverschillen tussen percelen ligt in de zelfde grootte-orde als binnen percelen.
De standaardafwijking van de opbrengst tendeert te dalen bij toenemende opbrengsten. Dit duidt op een schijnbaar opbrengstplafond. Was die er niet, dan zou er bij een hoge opbrengst ook een hoge standaardafwijking kunnen zijn.


Relatie opbrengst sdVerder blijft altijd een 'rest' standaardafwijking over als gevolg van spuitsporen, wendakkers, etc.
Lage opbrengsten op perceelniveau zullen vooral het gevolg zijn van laat zaaien in combinatie met een slechte bodemstructuur. Zones met een zwakke, instabiele structuur (verslemping) reageren hier sterker op, wat leidt tot nog lagere opbrengsten/hogere standaardafwijking.

 

Strategieën voor hogere opbrengsten
Voor percelen die een schijnbaar opbrengstplafond lijken te naderen moet een andere strategie gekozen worden dan voor percelen met een grote standaardafwijking en daarmee samenhangend lagere opbrengsten. In het laatste geval moet gekozen worden voor een zone-specifieke aanpak. Opbrengstkaarten kunnen helpen bij het afbakenen van deze zones.


Wanneer er een verschil is tussen het door genetische eigenschappen bepaalde opbrengend vermogen van een ras en het schijnbare opbrengstplafond is er sprake van een yield-gap. Het verkleinen van die yield-gap vergt veel grotere en ingrijpender maatregelen, bijvoorbeeld zoals in het plan HW2O beschreven wordt.